x
ASSENDELFTSE HOENDERS
Assendelftse hoenders zijn voor het eerst beschreven in een boekwerk dat rond 1750 is verschenen. Waarschijnlijk is het ras veel ouder. De naam dankt het dier aan de streek waar het blijkbaar is ontstaan, de streek rondom het dorp Assendelft in de Zaanstreek.
De plaatselijke bevolking noemde de dieren geen Assendelfters maar hadden namen als: sprokkels, eiergelen, bijltjes en boerengeeltjes. De naam had alles te maken met de kleur van de dieren. Tegenwoordig kennen we twee kleurslagen bij de Assendelftse hoenders nl. de geelpellen en de zilverpellen. De kleur is respectievelijk geel en zilverwit. De tekening bij de hennen bestaat uit tarwekorrel-vormige zwarte vlekjes (pellen) die paarsgewijs over de veren is verdeeld. Meestal 3 of 4 paren per lichaamsveer. De hanen zijn egaal goudbruin of zilverwit met een zwarte staart.
Assendelfters kregen een slechte naam door een eigenschap die "scheikuikenfokkerij" wordt genoemd. Hierbij wordt een geelpel haan gepaard aan zilverpel hennen van het ras. De kuikens zijn voor een deel donkergeel en voor een deel lichtgeel. De lichtgele kuikens zijn vrijwel altijd haantjes. Handelaren verkochten deze uitgeselecteerde haantjes als ongesorteerde kuikens waarna de ongelukkige koper pas maanden later constateerde dat alle gekochte dieren haantjes bleken te zijn!
Assendelfters hebben een zgn. rozekam en witte oren. Ze leggen dan ook witte eieren. De leg kan als bijzonder goed worden gekwalificeerd. Natuurlijk zijn de eieren niet zo groot maar men kan ook niet alles verwachten van een kipje van ruim 1 kilogram.
Het Assendelftse hoen staat bekend als bijzonder sterk en vitaal. Het dier stelt weinig eisen en is in staat zelf voor een belangrijk deel in het onderhoud te voorzien. Dit was ook wel nodig op de boerderijen waar ze vroeger in grote getale werden gehouden. Alleen ijzersterke dieren overleefden de strijd om het bestaan.
Tegenwoordig is de Assendelfter een zeldzaam ras dat door een klein aantal liefhebbers wordt gehouden. Het is nog steeds een ras dat houdt van zijn vrijheid en dan ook wat afstandelijk aandoet. Toch kan een Assendelfter voor zijn vaste verzorger(s) erg vertrouwelijk worden.
ASSENDELFTSE KRIELEN
Nog zeldzamer dan de Assendelftse hoenders zijn de Assendelftse krielen. Dit ras, dat een miniatuur behoort te zijn van de toch al niet zo forse Assendelfter, is rond 1985 gecreëerd door de heer J.L. Meijer uit Den Helder.
In Nederland lopen maximaal enkele tientallen Assendelftse krielen rond.
NOORD-HOLLANDSE HOENDERS
In de volksmond spreken we nog steeds over de Noord-Hollandse blauwen. Deze naam danken de dieren aan de enige kleurslag die bij dit ras erkend is, nl. koekoek.
De koekoektekening bestaat uit afwisselend lichtgrijze en donkergrijze boogvormige banden die dwars over de veren lopen. Hierdoor ontstaat een veerpatroon dat, vooral bij de hennen, enigszins op bewolking lijkt. Wanneer we de dieren op een zekere afstand bekijken lijken ze wel blauw-achtig te zijn. Vandaar de benaming Noord-Hollandse blauwen.
Het ras is vlak na 1900 ontstaan uit kruisingen met o.a. de Mechelse hoenders. Ook de toen nog koekoek-kleurige Plymouth Rocks zijn gebruikt bij de creatie van een vrij snel groeiende kip die reeds na 3 maanden een gewicht van ongeveer 1 kilogram op de schaal bracht. Ook hier zijn de beide geslachten reeds bij de geboorte te herkennen. De hanenkuikens zijn donkergrijs met een fikse witte vlek boven op de kop. De eveneens donkergrijze hennen hebben vrijwel geen kopvlek.
Behalve voor de produktie van een smakelijke vleeskip is ook goed gelet op de eierproduktie in die beginjaren. Het resultaat mocht er zijn. Bij legwedstrijden bleken de meeste Noord-Hollandse blauwe hennen in staat tot het leggen van wel 225 tot zelfs 250 flinke lichtbruine eieren per jaar. En dat uiteraard onder puur natuurlijke omstandigheden.
De hennen van tegenwoordig halen deze aantallen niet meer maar scoren toch nog tegen de 200 eieren. Wat de leg enigszins belemmert is de neiging om gemakkelijk broeds te worden die veel hennen vertonen.
Noord-Hollandse blauwen worden gemakkelijk te vet. Bij het voeren is het verstandig om een goede legkorrel te verstrekken en maar heel weinig graan te geven. Vette dieren stoppen met leggen en krijgen allerlei kwalen die vaak de dood tot gevolg hebben.
Tot in de 70-er jaren kwamen Noord-Hollandse blauwen in grote aantallen voor in de commerciële pluimveehouderij. Ze werden echter abrupt verdrongen toen de moderne slachthybriden op markt verschenen.
Het ras is nog steeds populair bij de sportfokkers. Dit is ook wel verklaarbaar als men het prettige en rustige karakter van deze grote kippen kent.
We spreken dan over echt grote kippen met een gewicht dat bij de volwassen hanen naar de 5 kilo kan gaan en bij de hennen 1 kilo minder bedraagt.
NOORD-HOLLANDSE KRIELEN
Van de meeste grote rassen bestaat ook de krielvorm. Zo ook bij de Noord-Hollandse blauwe.
De Noord-Hollandse kriel is een flink dwerghoen met een gewicht van ruim 1 kilogram. Het type is gelijk aan de grote soortgenoot. De kleur oogt veelal nog iets blauwer. Dit is voor een belangrijk deel te danken aan de oorsprong van de meeste Noord-Hollandse krielen. Het huidige bestand is voor een belangrijk deel opgebouwd door kruisingen en selectie met als basis de Duitse Niederrheiner.
Ook de overige eigenschappen zijn vrijwel gelijk aan de grote blauwen. Inclusief de eigenschap om regelmatig broeds te worden.
Assendelfter & Noord-Hollandse Blauwenclub
Tel: 073-5992102
Fax: 073- 5994993
Enkele links zijn:
N.H.D.B.
Geupdate 13 maart 1998
U BENT DE BEZOEKER!